De Zondeval

Daar stonden dan Adam en Eva in deze schone wereld. Kinderen Gods in een paradijs van bomen, bloemen en vruchten, bevolkt met de mooiste dieren, die gehoorzaamden aan de mens, die hun koning was. Adam gaf elk hun naam omdat hij hun aard kende en de plaats die ze hadden in de schepping. Adam en Eva gingen samen over de aarde, zij waren één van Geest. Eva keek hoe Adam de kracht van de leeuw beproefde en de stoerheid van de machtige olifant; en Adam zag hoe Eva met de duiven speelde en met het lam. Hoe de vogels voor haar floten. En ook God zag dit spel van de eerste mensen en Hij kwam tot hen en verkeerde met hen, zodat zij Hem en de wereld beter leerden kennen. Hij wees hun waar de boom des levens groeide en Hij beval hun daarvan te eten, zodat zij eeuwig leven zouden hebben.

God wist, dat zij het niet zouden doen en dat er eens een andere boom des levens zou zijn, het Kruis, waaraan Zijn Zoon als vrucht zou hangen, de enige vrucht ten eeuwige leven. God wist dit alles.

God verbood aan Adam en Eva van de boom der Kennis van Goed en Kwaad te eten. God had zijn mooiste schepselen een vrije wil gegeven, omdat ze juist dat vrije dat ze bezaten, aan God zouden kunnen geven. Zolang ze alleen maar naar God wilden streven, zouden ze onschuldig blijven als engelen en nooit weten, wat het kwade was. Maar ze konden kiezen: Ja of Neen. Eten of niet eten. Gods wil doen of hun eigen wil.

Maar waarom zouden zij niet Gods wil doen. God was hun schepper, schoon en machtig en wijs. Hij had alles goed gemaakt; waarom zouden zij iets zoeken wat niet zijn Heilige Wil was?

Om iets anders te willen, dan wat God wilde, moest 'de kwade', de duivel, tussenbeide komen. Adam en Eva zouden moeten kiezen tussen goed en kwaad. God had hun alles gegeven om het goede te kiezen: wijsheid en verstand en geluk en elkanders hulp. Maar het kòn ook anders. Luister maar. De boze engel, hij die alle engelen had aangevoerd tot het verderf, bediende zich van de gestalte van een dier. De dieren die Adam en Eva dienden, daarvan zou hij er een gebruiken om Eva te misleiden.

Eva zag niets wonderlijks in de slang in de boom. Slangen kruipen vaak in een boom, slingeren zich rond de takken en slapen wat in de schaduw van de bladeren. Maar deze slang ging spreken en dat trok de aandacht, want Eva wist dat de dieren niet spreken konden en ze luisterde. Het zou een boodschap van God kunnen zijn. Maar dit was geen boodschap van God. Eva hoorde het dadelijk: „Waarom eet je niet van deze vruchten?", zei de slang. Wat was dat voor een wezen - dacht Eva - dat niet wist, dat God hun dat verboden had. En ze antwoordde: „ge weet toch, God heeft het ons verboden". Ze wilde zeggen: aan God is alle wijsheid en macht en kennis, wat praat je daar dan over. En toen liet de slang zijn boosheid merken, zijn verzet tegen God. Toen kon Eva weten, dat dit wezen niet met God of uit God was, want het zei: „Domme mensen, je moet er wel van eten, want je zult alle kennis hebben die God heeft en daarom en daardoor aan God gelijk zijn. Daarom wil God niet dat de mens van deze vruchten eet." En Eva wist, dat God de eeuwige liefde is, die Zijn schepselen naar zich toe wilde trekken om ze voor eeuwig in zijn leven op te nemen, hoewel geen enkel schepsel dat waardig is; Eva wist, dat God haar uit niets had gemaakt en haar tot niets kon terugbrengen; deze Eva wilde aan God gelijk zijn. Zij wilde niet gehoorzamen en zij at van de vrucht. En Adam kwam toegesneld, omdat hij waarschijnlijk deze beslissing van zijn vrouw - die een deel van hemzelf was - gewaar werd. Zij die gemaakt was om hem te beminnen, haalde hem over tot dezelfde opstand tegen God: „Wij willen aan God gelijk zijn". En toen ze gegeten hadden, wisten ze wat ze eerst niet geweten hadden: ze wisten wat kwaad was en ze hadden Gods liefde verloren. En het werd donkerder voor hen als op Goede Vrijdag, want voor hen stierf alle geluk. En in wanhoop vluchtten ze ver, ver de bossen in.

Denk je er dikwijls aan, dat elke zonde een echt kiezen is tussen God en het kwaad?