De aankondiging aan Zacharias

Als Elisabeth Maria's reismantel heeft afgenomen en haar op de overdekte omgang van het huis een beker water heeft gegeven om handen en voeten te wassen na de lange reis, is het heerlijk voor Elisabeth en Maria om samen in de schaduw op een stenen bank te zitten en naar elkaar te kijken. Het is duidelijk zichtbaar, dat Elisabeth in verwachting is en Maria is zo blij, dat dit grote geluk nog aan Elisabeth ten deel zal vallen, terwijl zij er niet meer op hoopte. Elisabeth haalt een koele beker wijn voor haar gast.

En dan gaat Elisabeth vertellen. „Weet ge Maria, de komst van ons kind is aan Zacharias aangekondigd op een bijzondere wijze. Zacharias had de dienst in de tempel voor het wierookoffer. Hij bleef lang weg en ik werd al ongerust, dat er iets gebeurd kon zijn. Misschien was hij ziek geworden, want het was een ongewoon warme dag voor het jaargetijde en Zacharias voelde zich al niet zo goed, toen hij naar de tempel ging. Dan plotseling komt hij binnen, doodsbleek en stamelend zonder woorden te zeggen. Er zijn veel mensen bij hem en enkele vrienden komen met hem naar binnen en vertellen mij - ik was erg geschrokken door zijn uiterlijk en zijn zwijgen -, dat Zacharias in de tempel iets overkomen is. Een verschijning roept er een en een ander zegt: 'Een engel Gods'. Zacharias komt op mij toelopen en omhelst me, terwijl de tranen uit zijn ogen vloeien. Ik neem vlug een schrijfstift en een lei, waarop we wel eens iets opschrijven over de toerbeurt in de tempel om niet te vergeten. En dan schrijft Zacharias onder mijn ogen: 'Mij verscheen een engel en kondigde mij de geboorte van onze zoon aan. God heeft hem tot iets bijzonders geroepen.' O Maria, dat bericht, dat ik nog een zoon zou krijgen. Ik heb zo geleden onder mijn kinderloosheid, het is zo'n schande voor een Joodse vrouw. Wij willen toch allemaal graag kinderen hebben die eens in hun geslacht de Verlosser zullen voortbrengen." Maar nu zegt Elisabeth opeens zacht en kijkt eerbiedig naar Maria, nu was het eigenlijk niet zo belangrijk meer; want de Verlosser gaat komen en hij wordt geboren uit een van mijn geslacht. Elisabeth jubelt het uit. Maria denkt even na en zegt: „Weet je nog Elisabeth, dat wij leerden 'Zie ik zend mijn gezant voor u uit om den weg te bereiden'. Zou dit de taak van dit kind zijn, dat door God werd aangekondigd en uit jou geboren gaat worden? Er zal nog een groot profeet opstaan voordat de Messias komt."

Nu zwijgen de heilige vrouwen allebei. Ze denken aan de wonderen die aan het gebeuren zijn, datgene waarop duizenden jaren werd gewacht en zij zullen eraan meewerken. Ze kunnen alleen nog maar bidden: „Jahweh bereidt de harten voor, zodat ze Hem zullen kunnen herkennen, en hun harten zullen opengaan voor Hem".

Dan vindt Maria, dat het tijd is om te gaan werken. „Elisabeth," zegt ze, „ik ben gekomen om je te helpen. Jij blijft nu zitten en ik ga werken. Wat moet er het eerste gedaan worden?" Elisabeth verweert zich: „Moet de Moeder des Heren voor mij diensten gaan verrichten?" Maar Maria hoort haar tegenstribbelen niet meer. Zij heeft de waterkruik op het hoofd gezet en gaat naar de bron. Daarna zal zij het linnen voor het kind gaan wassen en nog veel meer. Maria wil de dienstmaagd zijn voor iedereen, zeker voor Elisabeth.

Maria, de Koningin van alle schepselen, is dienstbaar aan haar medemensen. Wij kunnen daar veel van leren.