De engelen maken het bedje af

Jozef is nu al een week weg. Hij heeft Maria bericht gestuurd, dat het werk nog zeker een week zal duren. Maria was erg teleurgesteld, want zij miste Jozef zo erg. Veel meer nog, dan toen ze het druk had bij Elisabeth. Maar tegelijkertijd is het nu heel stil in huis en kan ze veel bidden. Maria die vervuld is van de Heilige Geest, in wier schoot God de Zoon leeft, moet zo nu en dan de volheid van haar hart uitspreken tegen God. Zij bidt ook tot het kindje, dat zij bij zich draagt. Hoezeer verlangt zij naar Zijn komst. Nooit heeft een moeder meer verlangd dan zij, want zij verwacht niet alleen haar kind, maar het heil van de wereld. Maria kan uren verzonken zijn in gebed voor die wereld, die in nood is en die Hem toch niet verwacht, zoals het zou moeten, of als met die nood overeenstemt. Maria verlangt voor al die ontrouwen in de plaats, zoals zij Hem later zal beminnen voor al de onverschilligen en ongelovigen in de plaats.

Als Maria uit haar gebed ontwaakt - want het is een soort ontwaken - begint ze weer gauw aan haar werk. Hele stapels doeken zijn al klaar en linnen voor het bedje. Want Maria heeft de maten van Jozef's tekeningen afgelezen. Zij kon zo lang niet meer wachten. Zij heeft een mooi wit dekentje geweven van de wol van een lam, die daarom nog fijn en donzig en licht is. Nu het matrasje nog. Maria loopt eens even naar de werkplaats en licht de lap op die over de onderdelen van het bedje hangt. Hoe jammer toch, dat het nog niet klaar is. En als Jozef terug komt, staat er nog zoveel werk te wachten. De klanten komen telkens ongeduldig aanlopen. Ik wou, dat ik timmeren kon, verzucht Maria. En deze verzuchting van de Moeder Gods wordt door haar Engelbewaarder ten hemel gedragen; en God Wiens aanschijn altijd op Maria is gericht gebiedt zijn engelen, die nacht naar Nazareth te gaan en Jozefs werk te doen. Als het avond is geworden en Maria even gezellig met Rachel buiten heeft gezeten, die water voor haar kwam putten en hout kwam halen voor het vuur, zodat Maria het zware werk bespaard wordt, sluit Maria vroeg haar huisje. Zij hoeft niemand meer gezelschap te houden.

Het was een drukke dag en in het gesloten huis, waar niemand meer in of uit gaat, is het bidden zo'n vreugde. Maria knielt neer. Zij dankt vol eerbied God voor de dag van leven, voor het brood, dat ze at en de melk die zij dronk. Voor het linnen, dat door haar handen ging, voor het cederhout, dat klaar staat om Jesus' bedje te worden. Zij vraagt om Jozef te zegenen, zijn werk te verlichten en hem snel terug te brengen bij haar.

Dan zinkt ze weg in overweging, waarvan geen andere ziel ooit besef zal hebben. En heel stil dalen de engelen naar Nazareth en vullen de werkplaats met engelgeruis. Maria denkt even aan de witte duiven en bidt ongestoord verder. Haar bewaarengel ziet zijn gezellen bezig. Ze hebben de doek van het bedje genomen en heel snel en vaardig onder de blinkende gereedschappen die ze hebben meegebracht, vordert het bedje. Een engel beitelt boven het hoofdeinde een kleine kroon, waarom een rozenrank gevlochten is. Het zijn rozen met grote doornen. Een engel zegt: „Waarom zulke grote doornen, lieve gezel?" En de engel antwoordt: „Ik kreeg opdracht het zo te doen 'zij hebben hem een doornenkroon bereid', werd mij gezegd, 'maak het zo'". Even staan de engelen stil en bedroefd te kijken, totdat er een zegt: „Hij zal toch de Verlosser zijn, laten we niet treuren". En ze gaan vlijtig verder. Hun schaven zijn nog fijner dan die van Jozef. Het hout gaat glanzen in het licht van de maan, Maria's engelbewaarder komt kijken, want Maria slaapt nu. Hij knikt goedkeurend en zegt: „Wat zal Maria blij zijn, want zo mooi had geen mensenhand het kunnen maken." Dan verdwijnen de engelen, even stil als ze gekomen zijn, voordat de morgenster komt.

De engelen maken het bedje af

De volgende morgen is Maria's vreugde grenzeloos. Ze ziet en begrijpt, dat dit niet door mensenhanden is gemaakt, en ze denkt aan het klapwieken van de vleugels. Dan dankt ze God en Zijn engelen.

Vertrouw op de hulp van de engelen en vooral van je Engelbewaarder. Zij willen God dienen door ons te dienen.