Jozef krijgt een hemelse boodschap

In de weken die nu volgen, is Maria nog stiller en ingetogener dan tevoren. Zij draagt de Zoon van God bij zich en zij is vervuld van de Heilige Geest. Het is nu moeilijk voor Maria aan iets anders te denken. Ze vergeet haast het huisje en ze vergeet haar naaiwerk. Maar tegelijk denkt ze: van dat linnen zal ik kleertjes maken voor God de Zoon. De meubels die Jozef aan het uitsnijden is, zullen ook voor de Messias zijn en Maria wordt een beetje verlegen als zij eraan denkt, dat zij Gods Zoon niets beters zal kunnen aanbieden. Later zal zij begrijpen, dat God een bijzondere voorliefde heeft voor het eenvoudige. Jozef merkt als hij 's avonds thuiskomt, dat Maria zwijgzaam is. Hij ziet iets aan Maria, steeds duidelijker ziet hij, dat er heiligheid van haar uitstraalt. Zij verzinkt dikwijls in gedachten als Jozef met haar komt praten. Zij vraagt veel minder naar hun huisje.

En dan op een avond als Jozef en Maria alleen zijn gelaten, kan Jozef zijn onrust niet langer bedwingen en hij vraagt: „Maria, het is alsof er iets gebeurd is, sinds je in Nazareth bent. Je bent zo stil. Je lijkt me zo teruggetrokken, zo heilig, wil je liever niet met mij trouwen. Is ons huisje niet goed genoeg? Wat is er Maria?" En dan antwoordt Maria, dat er een groot wonder aan haar gebeurd is, dat God heeft laten weten, dat er een Verlosser geboren zal worden en dat zij de Moeder zal zijn. „God wil het zo", zegt Maria nederig, „en het zal een grote vreugde voor ons volk zijn", alsof zij zich wil verontschuldigen, dat God haar heeft uitverkoren voor zo'n grote taak. Jozef is heel verschrikt; wat is zijn bruid overkomen. Jozef is ontsteld. Er is dus werkelijk iets gebeurd, zijn bruid is door God tot Moeder van de Verlosser uitverkoren. Jozef staart nu naar Maria, die straalt van vreugde en hij knielt voor haar neer, het is het enige dat hij te doen weet. Hij kust Maria's voeten en loopt weg de donkere avond in naar zijn huisje, wat moet hij nu doen?

Jozef kon zich niets anders voorstellen dan dat de Verlosser kind der mensen zou zijn, dat wil zeggen kind van een man en een vrouw. Omdat hij weet, dat hij niet de man van Maria is, denkt hij, dat er een andere man moet zijn, die God tot die taak heeft uitgekozen. Er komt een groot verdriet in Jozef's hart. Maria zal dus toch niet zijn bruid zijn. Zij, de liefste van alle vrouwen. „Wat moet ik doen", denkt Jozef. „Voor de ogen der mensen zal zij met een ander gehuwd zijn. Ik moet dus weggaan, want nu is zij nog mijn bruid." Hij zal nu direct weggaan. Hij zal Maria de mogelijkheid geven om met die andere te trouwen, zodat er niemand iets op Maria kan aanmerken. Als hij weggaat, is Maria vrij. Er lopen twee tranen uit Jozef's goede ogen, als hij stilletjes zijn gereedschappen bij elkaar pakt in een kist. Een buideltje kleren vouwt hij samen in een doek en ook wat geld, dat hij gemspaard heeft voor de bruiloft. Dan gaat hij slapen om bij het aanbreken van de dag, voordat het licht zal zijn, te vertrekken.

Jozef slaapt onrustig, telkens schrikt hij wakker. En dan opeens is zijn kamertje vol licht. Jozef schokt overeind. Voor hem staat een engel. Vol vrees en eerbied wacht Jozef, wat hij zeggen zal. En de engelenstem zegt Jozef namens God: „Jozef, zoon van David, vrees niet om Maria uw bruid tot vrouw te nemen, want wat uit haar geboren zal worden, is uit de Heilige Geest. Zij zal een zoon baren en gij zult zijn naam Jezus noemen, want Hij zal Zijn volk verlossen van zijn zonden. Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden, wat de Heer gesproken heeft door de profeet Isaïas die zegt: „Zie de maagd zal een zoon baren en men zal hem noemen Emmanuel, dat is God met ons." Dan meteen is het licht verdwenen, de engelengedaante is weg.

Jozef is met het wonder dat hem geopenbaard is, alleen. Dus denkt Jozef ontroerd: Maria is de vrouw van wie de grote profeet voorspelde: de maagd zal ontvangen en zal een zoon baren. Dit kind van de maagd, zijn bruid, is niet het kind van een man, maar van God. Dan jubelt Jozef's hart omhoog: dank U God, dank U voor de boodschap. Ik mag Maria behouden en jubelt Jozef: „De Verlosser zal geboren worden en Hij zal ons volk van de zonden verlossen". Het is of Jozef's hart te klein is om al dat geluk te bevatten. Hij zou op willen staan en roepen: „Hoort, hoort, de Verlosser is op komst".

Maar dan opeens weet hij: Iedereen zal dit kind voor zijn zoon houden. Zo heeft God het gewild. Dan valt Jozef op zijn knieën met diepe nederigheid. Hoe zal hij deze taak waardig kunnen vervullen? Hij hoort de ongelovige volkeren zeggen: „Was Hij niet de zoon van Jozef, de timmerman?" En Jozef weet opeens, met een gelovig en rein hart in dit kind de Verlosser te zullen erkennen. Jozef kan niet meer slapen. Hij bidt, hij staat op en gaat aan het werk. God heeft hem een Vaderschap toevertrouwd over zijn eigen Zoon en hij zal de bruidegom blijven van de Bruid van de Heilige Geest.

Jozef haast zich de gehele dag. Ook hij is nu stiller, ingetogener. Aan niemand kan hij zijn geheim openbaren. Hij werkt en werkt, want het huisje moet klaar. De Moeder van God wacht. Hier nog een kleinigheidje, een richel langs een plank. Hier nog wat bijschaven, de bank voor Maria moet glimmen van gladheid. Morgen zal ik rondom mijn huis versieren met planten, denkt Jozef. Ik plant een wingerd aan mijn huis, waaraan sappige druiven zullen komen. Ik plant een mosterdstruikje. Het groeit heel snel en zal gauw schaduw geven. Naast de bank buiten komen twee slanke cypressen, die zullen de wacht houden, denkt Jozef.

Dan is het avond. Jozef wast zich en doet een schoon kleed aan. Hij gaat naar Maria. Maria wacht hem met ongeduld. Het is alsof zij weet, dat Jozef iets zal gaan zeggen. Jozef leidt Maria naar buiten in de kleine tuin, waar een bank staat omringd door mooie bomen. Zij zijn alleen: „Maria", zegt Jozef, „vannacht liet God mij boodschappen, dat gij de vrouw zijt, van wie Isaïas profeteerde 'de Maagd zal een Zoon baren, Hij zal zijn God met ons en Hij zal ons volk van zijn zonden verlossen'". Diep ontroerd legt Maria haar hand in die van Jozef. Zij samen kennen het schoonste geheim ter wereld, hun harten zijn één in dankbaarheid en vreugde en zullen dat altijd blijven.

Dan zegt Jozef: „Mijn huisje is klaar, Maria. Over vijf dagen zal ik je komen halen en zullen wij bruiloft vieren." Maria knikt heel blij. Zij zijn bereid voor de taak die God hun heeft opgelegd.

Zou je ook een beetje als Maria en Jozef kunnen luisteren naar wat God van je vraagt, al is het ook heel iets anders, dan wat je je eigenlijk voorstelde. Bid Jozef en Maria om die bereidheid.